Foto tijdens het jaarlijkse antiracismeprotest in het kader van de Internationale Dag tegen Racisme (copyright: Platform Stop Racisme)
Er zijn twee soorten antiracisme. Er werkt er maar één en dat heeft niets te maken met ‘diversiteitstraining’. Terwijl liberale antiracisten discussiëren over woordenschat, ondernemen radicalen directe actie – en dat is de enige manier om het systeem te veranderen.
Door Arun Kundnani
Antiracistische campagnevoerders overal zouden blij moeten zijn met het nieuws dat iedereen het de laatste tijd over antiracisme lijkt te hebben. Topmannen zoals Larry Fink van BlackRock, een van de machtigste financiële bedrijven ter wereld, roepen op om “systemisch” racisme aan te pakken. Boeken over het onderwijzen van antiracisme aan kinderen worden bestsellers.
Conservatieven doen dit allemaal af als “woke” – prekerig, elitair en onnodig – maar ze kunnen er maar niet over ophouden. Maar beide partijen in het debat gaan er ten onrechte van uit dat er maar één soort antiracisme bestaat. Ze maken geen onderscheid tussen twee heel verschillende antiracistische tradities: de ene liberaal, de andere radicaal.
De liberale traditie ziet racisme in wezen als een kwestie van irrationele overtuigingen en houdingen. Haar grondleggers, zoals de antropologe Ruth Benedict en homorechtenpionier Magnus Hirschfeld, waren geïnteresseerd in het begrijpen van de opkomst van het nazisme in de jaren 1930. Ze concludeerden dat in samenlevingen waar rassenvooroordelen wijdverspreid waren, de liberale democratie ondermijnd kon worden door politieke extremisten die rassenhaat aanwakkerden om aan de macht te komen. Om dit gevaar weg te nemen, riepen ze het liberale establishment op om de massa’s, vooral de armen en ongeschoolden, ervan te overtuigen dat racistische meningen geen legitieme basis hebben.
Deze benadering vormt nog steeds de kern van het liberale antiracisme, van het enthousiasme voor diversiteitstrainingen – in de VS goed voor 4,3 miljard dollar- tot de hoop dat een betere representatie in Hollywoodfilms ons van onze vooroordelen zal verlossen. Het verschil is dat liberalen racistische houdingen zowel in het onbewuste als in het bewustzijn proberen te elimineren, terwijl de radicale traditie racisme ziet als een kwestie van hoe economische middelen verschillend worden verdeeld over raciale groepen. In een artikel uit 1938 over “racisme in Afrika” stelde de Trinidadiaanse schrijver CLR James bijvoorbeeld dat Brits koloniaal racisme geen verzameling overtuigingen of houdingen was, maar een structuur van algemeen nageleefde sociale regels en beleid dat economische uitbuiting mogelijk maakte. Individuele racistische houdingen bestonden ongetwijfeld, maar waren niet de doorslaggevende factor.
Evenzo stelde de Martinikaanse psychiater Frantz Fanon in 1956 dat we de gewoonte moesten laten varen om “racisme te beschouwen als een aanleg van het verstand, een psychologische fout”. Het is veeleer zo dat “militaire en economische onderdrukking meestal voorafgaat aan racistische overtuigingen, deze mogelijk maakt en legitimeert”. En deze “systematische onderdrukking van een volk” kan zelfs doorgaan als een meerderheid van de burgers geen racistische vooroordelen heeft, al dan niet onbewust.
Radicale antiracisten stellen dat de enige manier om deze onderdrukking te bestrijden bestaat uit het opbouwen van autonome organisaties die de macht hebben om bestaande sociale systemen te ontmantelen en nieuwe op te bouwen. Voor hen is racisme nauw verbonden met het kapitalisme. Dit komt deels doordat racisme de klassenstrijd verzwakt door witte arbeiders te scheiden van het grootste deel van de werkende wereldbevolking. Meer fundamenteel biedt ras een middel waarmee het kapitalisme bepaalde categorieën arbeiders intensiever kan uitbuiten – de tot slaaf gemaakte, de in ballingschap levende, gekoloniseerde boeren, migrantenarbeiders – en het weggooien van mensen die overbodig worden geacht voor de economie kan rechtvaardigen.
Het onderscheid maken tussen liberaal en radicaal verandert het debat over antiracisme.
Conservatieve beschuldigingen van elitisme aan het adres van antiracisten spreken veel mensen aan. Inderdaad vinden liberale antiracisten dat het de taak van elites is om arbeidersklasse mensen te onderwijzen in hun irrationele overtuigingen. Maar dat geldt minder voor radicale antiracisten: zij mogen dan wanhopig zijn over de historische onwil van witte arbeiders om zich te verenigen met andere uitgebuite klassen, maar ze zijn er duidelijk over dat rijke elites hun belangrijkste tegenstanders zijn. Voor hen gaat antiracisme over het vinden van manieren om collectieve macht op te bouwen tussen verschillend gepositioneerde groepen van werkende mensen.
Liberale antiracisten zijn er de afgelopen halve eeuw in geslaagd om raciale vooroordelen in interpersoonlijke relaties te verminderen. En ze hebben de populaire cultuur veranderd: mensen van kleur zijn nu evenredig vertegenwoordigd in Hollywoodfilms als in de Amerikaanse bevolking. Maar de vooruitgang in het verminderen van vooroordelen en het verbeteren van de vertegenwoordiging heeft het racisme in de wet, het beleid en de bredere economische en institutionele praktijken niet verminderd.
Neem bijvoorbeeld de uitzetting van meer dan een miljoen, voornamelijk Mexicaanse, mensen uit de VS in 2021. Dit beleid hierachter wordt gedreven door de noodzaak om een wereldwijde raciale arbeidsverdeling in stand te houden. Het maakt geen verschil of de immigratieambtenaar die het uitvoert en de werkgever die ervan profiteert hard hebben gewerkt aan hun training in diversiteitsbewustzijn. En het is op het structurele niveau waar racisme zich sinds de jaren 1970 heeft gereproduceerd, toen de heersende klassen in de VS en Europa een neoliberale opvatting van marktkrachten mobiliseerden om massabewegingen voor de herverdeling van rijkdom te verslaan. Door deze nederlagen werden nieuwe manieren mogelijk om zwarte mensen en het mondiale zuiden te domineren.
Het was niet zo dat racisme subtieler of onbewuster werd nadat de openlijke vormen ervan verslagen waren. Het was meer dat het niet langer nodig was om routinematig expliciete verklaringen af te leggen over raciale superioriteit. Rassenongelijkheden werden gereproduceerd door marktsystemen, naast een steeds intensievere infrastructuur van geweld door de overheid, uitgevoerd in naam van ogenschijnlijk rasneutrale bezorgdheid over misdaad, migratie en terrorisme. Dat het immigratiebeleid van Groot-Brittannië ook een beleid van rassenscheiding is, werd vorig jaar opnieuw geïllustreerd toen de regering 238.562 visa verstrekte aan witte Oekraïners, terwijl slechts zo’n 5.000 mensen die oorlogen in Syrië en Afghanistan ontvluchtten een veilige doorgang naar Groot-Brittannië werd geboden.
De vele miljoenen mensen over de hele wereld die als overtollig worden beschouwd voor de eisen van het neoliberale kapitalisme en die worden gezien als dragers van culturele waarden die tegen de marktsystemen ingaan, zijn het doelwit van deze vorm van geweld. Op de vlucht voor de vernietiging van hun landen zijn sinds 1993 meer dan 40.000 mensen omgekomen toen ze probeerden Europa binnen te komen, meestal door te verdrinken in de Middellandse Zee. Deze zelfde wegwerpbare mensheid is afgeslacht in de wereldwijde oorlogen tegen terreur en drugs – met naar schatting 3,6 miljoen indirecte doden in de oorlogsgebieden na 9/11 in Afghanistan, Pakistan, Irak, Syrië en Jemen, volgens een onderzoek van Brown University. In het Verenigd Koninkrijk is politiegeweld het vaakst gericht tegen onze eigen achtergelaten – disproportioneel zwarte – bevolking.
Liberale antiracisten staan machteloos tegenover dit nieuwe structurele racisme. Ze eisen dat we de juiste raciale woordenschat gebruiken en maken conservatieve parlementsleden of sportverslaggevers te schande als ze denigrerende termen gebruiken; maar een woord afschaffen betekent niet dat de sociale krachten die erdoor worden uitgedrukt, verdwijnen. Ze implementeren diversiteitstrainingsprogramma’s, maar deze mislukken vanwege de onjuiste vooronderstelling dat racisme nu voornamelijk in het onbewuste brein huist. En ze hebben het over “haatdragende taal” en “haatmisdrijven”, in de veronderstelling dat onderdrukkende wreedheid de gedragsuitdrukking is van een haatdragende inborst – waarbij ze de bedrijfsleiders, vermogensbeheerders, wetgevers, regeringsambtenaren, rechters, politieagenten, gevangenisbewakers, militairen en immigratieambtenaren negeren die, zonder een haatdragende houding aan te nemen, routinematig en rustig infrastructuren van racistisch geweld exploiteren, in naam van veiligheid en winst. Door racisme te verplaatsen naar de onbewuste geest, naar het gebruik van ongepaste woorden en naar de extremistische rand, pleiten liberale antiracisten uiteindelijk de instellingen vrij die het meest verantwoordelijk zijn voor racistische praktijken. Ze zijn effectief in het krijgen van meer mensen van kleur in hoge functies bij politiemachten, grensagentschappen en het leger, maar niet in staat om minder mensen van kleur gedood te krijgen door diezelfde agentschappen.
Om deze redenen helpt liberaal antiracisme als oplossing – met welke goede bedoelingen dan ook – het structurele racisme in stand te houden. Witte liberalen kunnen de confrontatie met hun eigen onbewuste vooroordelen heroïsch aangaan zoveel ze willen, maar deze structuren zullen blijven bestaan. Antiracistisch zijn betekent vandaag de dag collectief samenwerken met organisaties om racistische infrastructuren op het gebied van grenzen, politie, zorg en leger te ontmantelen. Het betekent organiseren in de gemeenschap om de politie uit onze scholen te krijgen; directe actie ondernemen tegen deportaties; en de confrontatie aangaan met bedrijven die handelen in geweld. Het betekent begrijpen dat de armen in het zuiden van de wereld evenveel recht hebben op de rijkdommen van de wereld als de rijken in het noorden. Uiteindelijk vereist het van ons dat we een economie van zorg opbouwen, niet van moord – die alle werkende klassen, van welke kleur dan ook, verheft.
De radicale traditie, met haar antikapitalistische impuls, leek misschien ooit onpraktisch. Nu is het de enige levensvatbare antiracistische politiek.
Arun Kundnani is de auteur van het nieuwe boek ‘Wat is antiracisme? En waarom het antikapitalisme betekent’, uitgegeven door Verso.
Vertaling van:
There are two kinds of antiracism. Only one works, and it has nothing to do with ‘diversity training’
Door Arun Kundnani in The Guardian